Geschreven door M. Fethullah Gülen

Dromerige wereld van het verleden

Onze gevoelens en emoties liggen allemaal overhoop; onze verlangens en lusten zijn walgelijk en verachtelijk. De intellectuele wereld is er zorgelijk aan toe; de literatuur is in armoedige staat en is het net van het zielloze denken in gedwongen; de kunst wordt toevertrouwd aan degenen die hun identiteit ontvluchten en die hun ziel verpanden aan de duivel. De stadsplanning lijkt op niets meer dan een planning met hokken en schuren; onze architectuur is een samengeraapte rotzooi van dingen, en heeft zo weinig met esthetica van doen dat het zelfs de wroetende knaagdieren aan het lachen maakt. Samen met de duizelingwekkende uitbreiding van onze dorpen en steden, zijn ze een kristalhelder voorbeeld van het resultaat van de race in het vernietigen van de natuur. Onze weilanden en groene vlakten raken verdord in de grip van een afschuwelijke woestijnvorming; onze boerderijen en boomgaarden staan op alarmerende wijze symbool voor ons gebrek aan levendigheid en glorie. Onze straten lijken op lange, smalle tunnels tussen de gebouwen die met de achterkanten naar elkaar toe, op een rij staan aan iedere kant van de weg; onze ramen zijn als de openingen in een muur, die iedereen de gelegenheid geven om binnen te dringen in elk aspect van onze huiselijke privacy. Het is een belediging voor de concepten, en een gebrek aan respect voor woorden om dergelijke plaatsen “stedelijk” te noemen, dergelijke gebouwen als “accommodaties” te zien, en zulke betonnen jungles te beschouwen als “woonplaatsen.”

Lang geleden zagen onze huizen, wegen en buurten er allemaal netjes, leuk en warm uit. Onze geneugten, ons begrip van esthetiek, onze perceptie van kunst waren stuk voor stuk een reflectie van onze ziel en de diepgang van onze gedachtewereld. Onze huizen vormden een plaats van rust in de zachte borst van de natuur. Onze buurten vertegenwoordigden onze gedachtewereld en filosofie. Onze wegen, die volstonden met moskees, Sufi-centra, scholen en andere onderwijsinstituten, en die ons geestelijk en emotioneel inspireerden alsof het gangen waren die leidden naar de metafysische dimensies, waren het toonbeeld van levendigheid en intensiteit, ons leidend naar een fantastische wereld, die meer verrukkingen en bekoringen oproept dan in deze wereld mogelijk is – een reis die onze harten de meest romantische gevoelens inboezemt. Zo waren de plekken die we ooit kenden en die onze herinneringen beheersten door de plekken die nog bestaan; en de plekken die niet langer bestaan hebben we vergroot door de lens van de resten van de plekken die al zijn verdwenen.

Ooit voelden we moeder natuur, fysiek en emotioneel, onophoudelijk dichtbij ons, alsof we liefdevol in de armen van onze moeder werden vastgehouden en geliefkoosd; we hadden nooit het gevoel van verwijdering van alle schoonheden, maar maakten kennis met de manifestaties van de Mooiste van al het Mooie, op verschillende golflengten, iedere dag opnieuw. We openden onze ramen en deuren wanneer we maar wilden en lieten de overvloedige, Goddelijke schoonheden die overal zichtbaar waren, zelfs onze slaapkamers instromen. We richtten onze huizen, villa’s en landhuizen in tot fijne, charmante plekken in het universum, in verhouding tot hun kaliber, en konden enorm veel plezier halen uit het leven in zo’n miniatuur plekje van gelukzaligheid. En wanneer we maar wilden, gingen we van onze woonplekken naar onze omgeving, en vulden we onze oren met een veelvoud aan tonen en melodieën, die resoneerden in de boezem van het bestaan, en verblijdden we onze harten met de mooiste muzikale geluiden.

In die tijden zogen we – alsof we slokjes dronken of teugjes adem innamen – alle schoonheid van onze tuinen en boomgaarden, die mooier waren dan de rijk versierde staarten van pauwen en flamboyanter dan de vleugels van vlinders, in ons op; we leefden een onblusbaar plezier en genot, terwijl we keken naar de omgeving die ons van spectaculaire uitzichten en hemelse panorama’s voorzag.

Net als onze huizen, namen onze straten, buurten en zelfs dorpen en steden – met alle bijbehorende delen, en in alle aspecten- een speciale plek in onze harten in, als waren ze een vergezicht van onze gevoelens; alsof ze onze gedachten uitbeeldden in verschillende vormen. Ze verbeeldden de ware aard van onze ziel, de verbondenheid met onze ambities en de immensheid en diepgang van de eigenschappen van onze identiteit. Of ze nou vervallen waren of goed onderhouden, kleurrijk of bleek, onze huizen en straten waren als levende wezens, die onophoudelijk de teksten fluisterden van een onmetelijke boodschap uit het verleden.

Al deze gebouwen en woonbuurten met hun ontwikkelde, delicate, elegante en oriëntaalse kenmerken – gelijk aan de beleefde en hoffelijke mensen die in deze huizen woonden, door deze straten liepen en zich ophielden in deze buurten, zagen er in zekere mate romantisch uit, maar meer nog zagen ze eruit als gangen met hemelse paviljoenen en de schaduwen van hemelse landschappen.

Sommige huizen zagen er heel uitbundig en dynamisch uit, als een gebouw dat volledig was toegewijd aan het aanbidden en het onderwijzen van de mensen. Vanuit dit perspectief zagen ze eruit alsof je de zuivere metgezellen van het Paradijs erin kon zien zitten. Want iedere ziel en ieder geluid in deze huizen stimuleerde mysterieuze inspiraties – als een bloemknop waaruit nieuwe scheuten ontspringen, raakten we vervuld met verwondering en hadden we het gevoel oog in oog te staan met de meest onzichtbare en onbekende patronen, schaduwen, kleurschakeringen en soorten licht.

Enkele van deze huizen waren als versteende geschiedenisboeken, die ons, via hun tekens van verval, hun roest en slijtage hier en daar als gevolg van de gebeurtenissen in de loop der tijd, en hun eeuwenoude artistieke stijl, vele verhalen vertelden.

Zodra deze huizen binnen ons gezichtsveld kwamen, met hun geheel eigen houding en stijl – lijkend op onze deugdzame moeders die gedienstigheid en respect in ons opriepen- kwamen ze bij ons binnen met ernst en waardigheid, ze boezemden ons ontzag in en vervulden onze zielen met zelfbeheersing.

Andere huizen stonden echter symbool voor de schoonheid, diepgang, gratie, elegantie en mildheid van hun inwoners, met hun prettige kleuren als helder roze, rood-oranje, kastanjebruin, lila en lavendelblauw.

De immensiteit van ons geloof, het uiteinde van onze hoop, en de grootste verwachtingen verschenen voor onze ogen wanneer we zagen hoe deze huizen de betekenis, de essentie, de tint en stijl van een gedeeld geloof, een gedeelde cultuur en een gedeelde beschaafdheid weerspiegelden met een hemelse diepgang. De elegantie, artistieke stijl en schoonheid van deze huizen waren zo vervuld van diepgang en zo in harmonie met de natuur dat het blauw van de azuurblauwe hemel en de prachtige patronen van de aarde diep verbonden waren met de meeste huizen, zodat elk van deze huizen deed denken aan een wieg die heen en weer schommelde tussen de lichten, kleuren en patronen van de aarde en de hemelen. Wanneer men naar ze keek, of voor hen in gedachten verzonk, kreeg men het gevoel zich in de hemelen te bevinden door de enorme verbeeldingskracht, en raakte men betoverd als kinderen.

Het waren deze goede smaak en het plezier in het vormgeven aan het landschap, de architectuur, en de stadsplanning die in onze zielen en geesten het gevoel van verbondenheid opriepen tussen de aarde en de hemelen – het gevoel dat mensen als Pierre Loti (1850 – 1923) bewoog om zijn laatste rusttijd door te brengen in de schaduw van onze esdoorns die net zo vredig zijn als de tuinen van het Paradijs.

Degenen die in onze huizen en buurten hebben gewoond, voelen de melodieën in alle tonen, zien de bloemen bijna onophoudelijk in alle kleurschakeringen bloeien in onze tuinen en bossen, en ervaren de grootste vreugde bij de duizelingwekkende harmonie van het geheel van het bestaan. Door hun openingen – één naar de hemelen en één naar de aarde – stellen deze huizen mensen in staat om een immense ruimte te zien die honderden malen groter is dan hun eigen uitgestrektheid, en bieden zij een deur naar de oneindigheid.

Het leek op een sprookjesland dat iedereen betoverde met de huizen in onze steden die werden gekenmerkt door congruentie en harmonie, en de huizen in onze dorpen met hun verschillende vormen van pure schoonheid. Met al deze huizen die een plezier waren voor de zintuigen; met lange slingerende weggetjes; met onze ruime landhuizen en paleizen met hun opgeheven hoofden, eerlijk en onberispelijk, als verpersoonlijkten zij in betonnen vorm de onafhankelijkheid van een deugdelijk hart op het hoogste niveau. Het was een betoverend land met de gebedshuizen als het kloppende hart van deze volledige harmonie; met de minaretten op een hoek van deze plaatsen van aanbidding – gelijk een empathische opmerking tijdens een dialoog – meerdere keren per dag de hoogste waarheid verkondigend; met kleine koepels die om de in de ziel verborgen kern heen waren verzameld, die de moskee en de minaret met elkaar deden communiceren; en met een compacte groep religieuze scholen, gezondheidscentra, hostels en soepkeukens die als een groep kuikens hun toevlucht zochten tot de broedhen. Het was zo’n indrukwekkend land met zijn tuinen, bossen, wiegende cypressen, heerlijk geurende briesjes, vrijstaande fonteinen, drinkfonteintjes, en overal prieeltjes die met een uniek gevoel voor stijl waren ontworpen, enkelen ervan waren kalm en observerend, anderen juist luidruchtig. Allemaal maakten ze er een wedstrijd van een boodschap aan ons over te brengen.

In die tijd haastten de mensen zich van stad naar platteland voor een andere energie, en gingen ze op zoek naar het plezier van blijmoedigheid en vreugde, vrede en sereniteit, en privacy en afzondering, of ze verplaatsten zich van dorpen naar steden, die in die tijd niet te lawaaierig waren, ervoeren de grandeur, de statigheid en de serieusheid van het stadsleven, en raakten gewoon met de meer systematische en vrije manieren in de stad. Ze waren ervan overtuigd dat zowel gedachten als gevoelens meer diepgang kregen in de steden, dus reisden ze steeds heen en weer.

Naast de algemene opvatting over het stedelijke en het landelijke leven met een gedeelde intellectuele en culturele houding, was ook de diversiteit binnen de gemeenschap duidelijk en vermeldenswaardig. Ieder dorp en elke stad weerspiegelde hetzelfde ding op een eigen, uitgesproken, manier, en uitte een metafoor op poëtische wijze; ieder met een geheel eigen gevoel voor rijmkunst. Tot op zekere hoogte had ieder dorp en elke stad een andere stijl qua houding, samenstelling en beeldende kwaliteiten. Ieder dorp en elke stad was een miniatuurversie van een wereld met louter feestelijkheden in een staat van vreugde, warmte, passie en extase; een miniatuurversie die met veel, en langdurige fysieke en intellectuele inspanning is opgebouwd, en die een esthetische vorm van diepe schoonheid heeft bereikt, opgeluisterd door levende en niet-levende accessoires.

Metropolen waren in elk opzicht een eenheid van verfijndheid en schoonheid dankzij de geconcentreerde inspanningen van grote architecten en landschapsbeheerders met een groot gevoel voor esthetiek. De schoonheid van onze tuinen en boomgaarden beroerde ons hart als een gedicht; de uitgestrekte groenvlakten en weilanden; de kolossale houding van onze heuvels en bergen; het vriendelijke gekabbel van onze drinkfonteinen en beekjes dat recht onze harten inging; de sierlijke tulpen die ons overal tegemoet groeiden terwijl ze leken te glimlachen; de rozen met hun blozende wangen en hun wijdverspreide geur die we al eeuwenlang zo goed kennen; onze zacht ruikende anjers met hun scherpe, bijtende smaak, alsof ze willen zeggen: “er bestaat geen roos zonder doornen”; de fijne madeliefjes die in ons land zo veel voorkomen dat ze lijden onder onze terughoudendheid en geringschatting; de kleine viooltjes die zo mooi zijn en tegelijkertijd zo laag bij de grond dat ze symbool lijken te staan voor pretentieloosheid en lijdzaamheid; de lelies die zo kieskeurig zijn en onwillig om zich te binden; de tedere, delicate magnolia’s die net zo sensitief zijn als onze harten; de hyacinten als onze directe buren en familieleden; en de camelia’s en orchideeën waar we later bekend mee werden – al deze schoonheden wier geuren doen denken aan weemoedige klanken en wier kleuren de harten doen ontvlammen en de liefde doen ontbranden voor de eeuwigheid, en ons onophoudelijk herinneren aan de dimensie waarnaar we op weg zijn. Wanneer het tjilpen van de vogels, het zoemen van de insecten, het blaten van de schapen en de adem van degenen die in naam van God van elkaar houden hierbij worden opgeteld, dan wordt de wereld in zijn geheel volledig doordrongen van hemelse schakeringen en tinten. De wereld in zijn geheel was warm en vreugdevol, als het Hof van Eden in zulk een gezegende periode toen de natuur werd verzorgd en de bossen werden beschermd.

In een dergelijke wereld verstreek de tijd op een totaal andere manier, en een paar uur in deze wereld waren enorm vruchtbaar en overvloedig; ze bleven immer in onze geheugens gegrift staan.

Ik weet niet of we deze herinneringen, die we hetzij zelf of via anderen hebben opgedaan, opnieuw leven in kunnen blazen; ik mis het “Verloren Paradijs” met zijn tuinen, boomgaarden en alles wat erbij hoort echter nog altijd.

Read more:
De Patriarch van Fener, Bartholomeus, heeft een vrijheidsprijs ontvangen

Bartholomeus " Deze vrijheidsprijs draag ik op aan mijn land" Bartholomeus: "Deze prijs is niet alleen voor mijn persoon maar...

Close